- koers
- {{koers}}{{/term}}1 [richting] route 〈v.〉2 [loop, gedragslijn] ligne 〈v.〉(de conduite)3 [handel]cours 〈m.〉4 [sport en spel]course 〈v.〉♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 de koers kwijt zijn • être désorienté〈figuurlijk〉 van de rechte koers afdwalen • quitter le droit cheminde koers bepalen • fixer la routekoers houden (op) • garder le cap (sur)koers zetten naar • mettre le cap surhet schip op, in koers brengen • redresser le navireuit de koers brengen • dévier〈figuurlijk〉 van koers veranderen • prendre une autre direction2 een harde koers volgen • suivre une ligne dure3 tegen de hoogste koers verkopen • vendre au cours le plus élevé
Deens-Russisch woordenboek. 2015.